Kringactiviteiten | Thema HERFST


# RUIMTELIJK INZICHT
Print verschillende herfstplaatjes twee keer uit (verschillende bladeren, woordkaarten, enz.) en deel ze uit aan de kinderen. Wanneer de muziek start gaan de kinderen opzoek naar hetzelfde exemplaar. Door plaatjes te kiezen die op elkaar lijken, kun je differentiëren.

# SCHADUWEN

Print het bestand Taalactiviteit - Schaduw herkennen | Thema HERFST , plak de pagina’s op gekleurd papier, knip de plaatjes uit en plastificeer ze. Deel alle kaartjes uit. Zet muziek aan. De kinderen mogen rondlopen en ruilen steeds van kaartje met degene die ze tegenkomen (zo hebben ze veel verschillende kaartjes gezien). Wanneer de muziek weer start lopen de kinderen weer rond en proberen ze de schaduw bij het goede plaatje te vinden. Koppels die compleet zijn, wachten op hun plek. 

# ZINTUIGEN
Wat ligt er onder de berg bladeren?
Leg wat voorwerpen onder een laken waarop bladeren geplakt zitten en laat voelen wat het is. Bijvoorbeeld een pompoen, een dennenappel, een sjaal, een parapluutje, enz.
Ruimtelijk inzicht, wiskundig denken, en wetenschappelijke exploratie en ontdekking

# REKENEN
Leg een aantal kastanjes/eikels/dennenappels/… op tafel.
-          hoeveel zijn het er?
-          Maak twee groepen. Waar liggen er veel? Waar liggen er weinig?
Kunnen we ze zo leggen dat aan allebei de kanten evenveel ligt?

# REKENEN
Holletjes met een wintervoorraad.
Maak 5 tot 10 (afhankelijk van het niveau) holletjes voor dieren uit het bos (schoenendozen, duplo enz). Leg bij elk holletje een getal. Bij het holletje met de ‘4’, moeten vier kastanjes komen. Bij het holletje met de ‘2’, moeten er twee komen enz.
Ook uit te breiden met vragen als: Welk dier heeft de meeste/minste voorraad verzameld?

# REKENEN
Sorteren. Leg veel verschillend herfstmateriaal (dennenappels, eikeltjes, …) op tafel en laat het sorteren op soort. Waar zijn er het meest/minst van?
Kan ook met bijvoorbeeld bladeren op vorm of kleur sorteren. 

# TAAL
Lettermuur letter: H
Leg een aantal voorwerpen en een letter ‘h’ van papier op tafel. Bij welke woorden hoor je vooraan de ‘h’? laat dat bij de papieren ‘h’ leggen.

# MEETKUNDE
In het midden staat een doos (het hol). Op de doos zit een eekhoorn/vos/ egel/… (knuffel). Vraag aan de kinderen: Waar zit de egel?  Op/naast/achter/onder/in de doos? Zet hem steeds ergens anders.

# TAAL (AUDITIEF TAALBEGRIP)
Voorwerpen sorteren in drie categorieën (dieren, bomen, ik).
Leg drie hoepels in het midden van de kring. Bij elke hoepel ligt een blad met een plaatje en het woord. Verzamel de voorwerpen (en anders plaatjes ervan) en leg ze door elkaar naast de hoepels. Laat nu een kind een voorwerp pakken en in de juiste hoepel leggen. Wat is het? Waarom komt het in die hoepel?

# REKENEN
Leg alle eikels, dennenappels, kastanjes enz. in het midden en dan sorteren.
Maak daarna met de kinderen een grafiek
Waar zijn er het meeste van? Waar het minste?

# REKENEN
Leg verschillende paren kaplaarzen verspreid op tafel (paren uit elkaar halen). Laat de kinderen de goede kaplaarzen bij elkaar zoeken. Waarom horen die twee bij elkaar?

# TAAL
Klap lettergrepen met de woordenkaarten. Laat de kinderen evenveel kastanjes als er woordstukjes zijn bij de kaarten leggen.

# REKENEN
Verzamel herfstbladeren. Vertel dat het gaat waaien.  Laat de bladeren uit je hand op de grond / mat vallen. Doe er diverse telspelletjes mee.
Je kunt groepjes laten maken. Laat de kinderen touwtjes om groepjes van bijvoorbeeld 5 leggen.

# TAAL
Woordweb bij het thema maken.
Maak een typisch herfst-figuur van papier. Laat de kinderen woorden benoemen die bij de herfst horen en schrijf die op het vel papier. Teken ook plaatjes bij de woorden om het visueel te maken.

# REKENEN
Verzamel herfstbladeren. Vertel dat het gaat waaien.  Laat de bladeren uit je hand op de grond / mat vallen. Doe er diverse telspelletjes mee.
Aan de ene kant van de mat zijn er bijvoorbeeld 7 bladeren gevallen. Laat de kinderen evenveel maken. Of laat ze volmaken tot 10.

# REKENEN
Er zitten zes eikels in het holletje. Haal er vier uit en sluit het holletje af. Hoeveel eikels zitten er nog in het holletje? Als de kinderen het (nog) moeilijk vinden kun je een kaart op tafel leggen waar de vier eikeltjes op gelegd kunnen worden, zo wordt visueel gemaakt hoeveel eikels er nog bij kunnen.

# REKENEN
Maak een grafiek met de lievelingsdieren uit het bos van de kinderen. Hoeveel kinderen kiezen de egel? Hoeveel de uil? Enz.
Welk dier is het meest gekozen? Enz.

# REKENEN
Leg sjaals van verschillende lengtes op tafel en laat ze van lang naar kort leggen.

# CONCENTREREN OP HET GELUID
De kinderen doen hun ogen dicht. De leerkracht gaat ergens in de klas staan en maakt het geluid van een bosdier. De kinderen wijzen aan waar het geluid vandaan kwam. Nu mogen ze hun ogen openen. Hadden ze het goed? Laat één van de kinderen het geluid maken.

# WERELDORIËNTATIE
Welke dieren leven in het bos. Heel simpel eigenlijk. De kinderen noemen dieren op die ze kennen uit het bos. Op een vel worden plaatjes van de dieren geplakt met de naam van het dier erbij.
Voeg ook dieren toe waar de kinderen niet op waren gekomen. Is weer goed voor de woordenschat.

# REKENEN
Maak een aantal kale bomen van bruin papier. Gooi met de dobbelsteen en leg evenveel herfstbladeren als ogen bij een boom. Elke keer dat je gooit, gebruik je een andere bomen. Welke boom heeft de meeste blaadjes? Waar de minste? Waar evenveel? Enz.

# REKENEN
Flessen vol regen.
Vertel dat het heeft geregend en dat je elke dag de regen hebt opgevangen in een fles. Laat de flessen van leeg naar vol (of vol naar leeg) zetten.

# REKENEN
Paddenstoelen zonder of met stippen.
Maak net zoveel paddenstoelen als kinderen (of per tweetal) zonder stippen op het dak en verzamel een hoop “stippen”. Leg de paddenstoelen in het midden van de kring. Laat met de dobbelsteen gooien en het kind evenveel stippen als ogen op de paddenstoel leggen.

# REKENEN
Wie verzamelt het snelst de voorraad?
Leg twee knuffeldieren uit het bos in het midden van de kring en verzamel een heleboel eikeltjes. Laat om en om een team met de dobbelsteen gooien. Laat net zoveel eikeltjes als ogen bij het dier leggen. Ga door tot de eikeltjes op zijn. Wie heeft het snelst de meeste eikeltjes verzameld?

# MOTORISCHE ONTWIKKELING
Maak bakjes met aarde. Laat de kinderen met hun vinger de letters of figuren schrijven of patronen namaken die je noemt.