Kringactiviteiten bij verschillende vakgebieden
WERELDORIËNTATIE
Producten van de boerderij. Waar komt het product vandaan?
In het midden van de kring liggen allemaal producten die oorspronkelijk van de boerderij komen (een ei, melk, brood, groente, wollen trui, aardappel, boter, stukje vlees, kaas, enz.). Aan de zijkanten liggen knuffels van boerderijdieren en een grasmat (land). Weten de kinderen waar het product vandaan komt?
WERELDORIËNTATIE
Het ontwerpen / inrichten van een boerderijwinkel. Wat zou er te koop zijn bij de boer? (melk, eieren, aardappelen, groentes, wol, enz.). Hoe duur zou alles zijn? Wat is moeilijker, dus duurder? (ei hoeft alleen gerapen te worden, koe moet gemolken worden). Maak met de kinderen een prijslijst en een naambord. Richt de winkel later in, zodat de kinderen er de volgende dagen mee kunnen spelen.
REKENEN
Leg producten uit de boerderijwinkel met het prijskaartje in de kring. Geef de kinderen wat muntgeld. Een kind komt wat kopen in de boerderijwinkel. Hoeveel moet ze betalen? Heeft ze genoeg geld? Krijgt ze nog geld terug? Enz.
WERELDORIENTATIE
Groeicyclus van een kikker. De kinderen bekijken informatieve boekjes over kikkers. Hieruit halen ze de groeicyclus. Deze tekenen ze stap voor stap. Eronder kan de uitleg geschreven worden.
WERELDORIENTATIE
Hoe heet het jong van een koe/varken/...
In het midden van de kring liggen allerlei boerderijdieren en hun jongen (knuffels, speelgoed, plaatjes). Hoe heten alle dieren? En hoe heten hun jongen?
Als je meer dieren hebt kun je daarna nog een rekenspelletje doen: hoeveel biggen heeft het varken?
REKENEN
Leg een aantal paaseieren op tafel.
- hoeveel zijn het er?
- Maak twee groepen. Waar liggen er veel? Waar liggen er weinig?
- Kunnen we ze zo leggen dat aan allebei de kanten evenveel ligt?
TAAL
Gebruik de woordkaarten van dit thema. Klap lettergrepen met de woordenkaarten. Laat de kinderen evenveel paaseieren als er woordstukjes zijn bij de kaarten leggen.
TAAL
Gebruik de woordkaarten van dit thema en laat de kinderen ze sorteren.
Vraag aan de kinderen waarom deze kaarten bij elkaar horen.
TAAL
Leg de kaarten neer op een rij en vraag de kinderen goed te kijken. Daarna doen ze hun ogen dicht, je pakt een kaart weg en de kinderen moeten zeggen welke kaart weg is.
TAAL
Leg de woordkaarten neer. Noem 3 of 4 woordkaarten en laat de kinderen de kaarten neerleggen in de volgorde zoals jij het genoemd hebt.
TAAL
Lettermuur letter: ‘l’ van ‘lente’ of ‘b’ van ‘boerderij’
Leg een aantal voorwerpen en een letter ‘l’/’b’ van papier op tafel. Bij welke woorden hoor je vooraan de ‘l’/’b’? laat dat bij de papieren ‘l’/’b’ leggen.
METEN
In het midden staat een doos/kist. Op de doos zit een kikker (knuffel). Vraag aan de kinderen: Waar zit de kikker? Op/naast/achter/onder/in de doos? Zet hem steeds ergens anders.
METEN
Een van de kinderen is een kikker. Hij/zij vertelt waar hij gaat zitten.
Op/naast/achter/onder/in de doos en doet dat vervolgens ook. Zit het kind inderdaad waar hij/zij had gezegd dat hij zou gaan zitten?
REKENEN
Er zitten tien eieren in
een eierdoos. Haal er vier uit en doe het doosje weer dicht. Hoeveel eieren
zitten er nog in de eierdoos? Als de kinderen het (nog) moeilijk vinden kun je
een kaart op tafel leggen waar de vier eieren op gelegd kunnen worden, zo wordt
visueel gemaakt hoeveel eieren er nog bij kunnen.
CONCENTREREN OP HET GELUID
De kinderen doen hun ogen
dicht. De leerkracht gaat ergens in de klas staan en maakt het geluid van een
(boerderij)dier. De kinderen wijzen aan waar het geluid vandaan kwam. Nu mogen
ze hun ogen openen. Hadden ze het goed? Laat één van de kinderen het geluid
maken.
WERELDORIËNTATIE
Plant zaadjes. Hou de
groeicyclus bij.REKENEN
WERELDORIËNTATIE
Welke dieren leven op de boerderij.
Heel simpel eigenlijk. De kinderen noemen dieren op die ze kennen van de
boerderij. Op een vel worden plaatjes van de dieren geplakt met de naam van het
dier erbij.
Voeg ook dieren toe waar de
kinderen niet op waren gekomen (bijvoorbeeld een pauw). Is weer goed voor de
woordenschat.REKENEN
WERELDORIENTATIE
Inrichten van een
bloemenwinkel. Welke bloemen verkopen we in de bloemenwinkel? Bepaal samen met
de kinderen prijzen voor de bloemen. Je kunt ook een boeket kopen. In een
boeket zitten vijf bloemen enz.